Skip to main content

Bijzondere Bejaging opnieuw mogelijk vanaf vandaag (SB 21/06/2016)

Vanaf heden is de Bijzondere bejaging opnieuw mogelijk. Hieronder de publicatie die in het Staatblad van 21/06/2016 verschenen is.

27 MEI 2016. – Besluit van de Vlaamse Regering houdende herinvoering van de regels inzake bijzondere <jacht> in het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014

De Vlaamse Regering,
Gelet op het Jachtdecreet van 24 juli 1991, artikel 4, tweede tot en met vijfde lid, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2004, 28 februari 2014 en 3 juli 2015, artikel 5, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, artikel 6, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009 en 3 juli 2015, en artikel 19, eerste lid, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015;
Gelet op het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 24 maart 2016;
Gelet op advies 59.282/1 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 1, § 1, van beschikking M(2014) 3 van het Benelux Comité van Ministers van 5 maart 2014 `tot instemming met de toepassing van artikel 13, lid 1 van de Benelux-Overeenkomst M (70) 7 op het gebied van de <jacht> en de vogelbescherming, een afwijking wordt toegestaan van de artikelen 2, 3 en 4 van de Benelux-Overeenkomst M (70) 7 op het gebied van de <jacht> en de vogelbescherming, ondertekend te Brussel op 10 juni 1970, zoals gewijzigd bij Protocol M (77) 8 van 20 juni 1977, en dat met name in het belang van het natuurbeheer en ter voorkoming van schade;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. In de plaats van artikel 2, 6°, van het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014, vernietigd bij het arrest nr. 233.796 van 11 februari 2016 van de Raad van State, komt een nieuw punt 6°, dat luidt als volgt :
“6° bijzondere <jacht> : de <jacht> die overeenkomstig artikel 4, tweede lid tot en met vijfde lid, van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 wordt uitgeoefend binnen de openingstijden en onder de voorwaarden die daarvoor zijn vastgesteld door de Vlaamse Regering, in de gevallen waarbij dat noodzakelijk is;”.
Art. 2. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden “en de bijzondere <jacht>“, vernietigd bij het arrest nr. 233.796 van 11 februari 2016 van de Raad van State, opnieuw ingevoegd;
2° in de plaats van het tweede lid, vernietigd bij het arrest nr. 233.796 van 11 februari 2016 van de Raad van State, komt een nieuw tweede lid, dat luidt als volgt :
“Het eerste lid is niet van toepassing op de bijzondere <jacht> op de grauwe gans en de Canadese gans.”.
Art. 3. In artikel 9, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “bijzondere <jacht> en”, vernietigd bij het arrest nr. 233.796 van 11 februari 2016 van de Raad van State, opnieuw ingevoegd.
Art. 4. In artikel 10, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “bijzondere <jacht> en”, vernietigd bij het arrest nr. 233.796 van 11 februari 2016 van de Raad van State, opnieuw ingevoegd.
Art. 5. In artikel 25, § 1, van hetzelfde besluit wordt punt 4° vervangen door wat volgt :
“4° vangkooien of buidels. Dit middel is alleen toegestaan voor de gewone <jacht> op konijnen;”.
Art. 6. In de plaats van hoofdstuk 5 van hetzelfde besluit, vernietigd bij het arrest nr. 233.796 van 11 februari 2016 van de Raad van State, komt een nieuw hoofdstuk 5, dat bestaat uit artikel 28 tot 40, dat luidt als volgt :
“HOOFDSTUK 5. – Voorwaarden voor de uitoefening van de bijzondere <jacht>
Afdeling 1. – Algemene voorwaarden voor de bijzondere <jacht>
Art. 28. § 1. Bijzondere <jacht> kan worden uitgeoefend als dat noodzakelijk is in een of meer van de volgende gevallen, overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 4, vierde lid, van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 :
1° ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren;
2° ter voorkoming van belangrijke schade aan andere goederen in eigendom of gebruik. Deze reden geldt niet ten aanzien van de vogelsoorten die tot het jachtwild behoren;
3° ter bescherming van de wilde fauna of flora, of ter instandhouding van de natuurlijke habitats;
4° voor de veiligheid van het luchtverkeer.
De voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing mag bestaan, wordt beoordeeld aan de hand van de vraag of alle maatregelen zijn genomen die redelijkerwijs mogen worden verwacht om de belangen, vermeld in het eerste lid, te vrijwaren.
De minister stelt een code van goede praktijk vast waarin maatregelen zijn opgenomen als vermeld in het tweede lid. De code kan zowel handelingen bevatten die redelijkerwijs te verwachten zijn, als handelingen die niet redelijkerwijs te verwachten zijn.
§ 2. Bijzondere <jacht> op waterwild en op overig wild kan alleen worden uitgeoefend binnen een perimeter van 150 meter rondom het perceel waarvoor bijzondere <jacht> wordt gemeld.
Bijzondere <jacht> kan maximaal worden toegestaan voor een aaneengesloten periode waarin bijzondere <jacht> voor de desbetreffende soort is toegestaan, binnen een kalenderjaar.
Art. 29. Bijzondere <jacht> wordt door een jachtrechthouder bij het agentschap gemeld met een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.
Het meldingsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen :
1° met een aangetekende brief;
via elektronische indiening via het e-loket op de website van het agentschap.
De melding bevat de volgende informatie :
1° informatie over de locatie waarvoor bijzondere <jacht> wordt gemeld;
2° een motivering van het type en de vermoedelijke omvang van de schade die de jachtrechthouder wil voorkomen of beperken, of de natuurwaarden en ecologische processen die hij beoogt te vrijwaren;
3° informatie over de preventieve of schadebeperkende maatregelen die voor de melding genomen zijn.
Art. 30. De bijzondere <jacht> mag op zijn vroegst een aanvang nemen 24 uur na de melding.
Het agentschap is gemachtigd toezicht uit te oefenen op de aangemelde bijzondere <jacht>. Het agentschap kan met een gemotiveerde beslissing de aangemelde bijzondere <jacht> op elk moment beperken of verbieden.
Als bijzondere <jacht> beoogd wordt voor soorten die zijn opgenomen in een soortenbeschermingsprogramma ter uitvoering van artikel 26 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009 of in een beheerregeling ter uitvoering van artikel 28 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009, blijkt uit de melding dat er rekening is gehouden met dat soortenbeschermingsprogramma of die beheerregeling.
Afdeling 2. – Bijzondere <jacht> op grofwild
Art. 31. § 1. De bijzondere <jacht> op grofwild mag worden uitgeoefend met de volgende middelen :
1° vuurwapens;
2° kastvallen;
3° kooivallen.
De kastvallen en kooivallen voor grofwild, vermeld in het eerste lid, mogen een maximale oppervlakte hebben van 100 m², waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen.
§ 2. Bij de bijzondere <jacht> op grofwild mag gebruikgemaakt worden van de volgende hulpmiddelen :
1° akoestische lokmiddelen;
2° voor de <jacht> op wilde zwijnen : aankorrelplaatsen die voldoen aan de door de minister bepaalde modaliteiten en waarvan de plaats wordt aangeduid op een kaart die wordt bezorgd aan het agentschap. Bij wijziging van de locatie van een aankorrelplaats wordt een nieuwe kaart ingediend.
§ 3. Als een dier gewond is, wordt het door een speciaal daarvoor afgerichte zweethond opgespoord.
§ 4. De bijzondere <jacht> op grofwild mag worden uitgeoefend met de volgende methoden :
1° aanzitjacht;
2° bersjacht;
3° drukjacht.
Art. 32. De bijzondere <jacht> op grofwild mag overeenkomstig artikel 5, eerste lid, laatste zin, van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 alleen worden uitgeoefend op basis van een afschotplan als vermeld in artikel 34 van het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014.
Art. 33. Buiten de periode tussen de officiële zonsopgang en de officiële zonsondergang mag de bijzondere <jacht> op grofwild worden uitgeoefend op de volgende tijdstippen :
1° in geval van bersjacht : vanaf een uur voor de officiële zonsopgang tot een uur na de officiële zonsondergang;
2° in geval van aanzitjacht : vanaf een uur voor de officiële zonsopgang tot een uur na de officiële zonsondergang;
3° in geval van aanzitjacht op wilde zwijnen : vanaf de officiële zonsondergang tot de officiële zonsopgang.
Art. 34. De jachtrechthouder of de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE meldt binnen een maand na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot is vervuld, elk geschoten dier aan het agentschap met een papieren formulier of elektronisch.
Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering.
Het papieren meldingsformulier wordt in tweevoud ingevuld. Het eerste exemplaar wordt naar het agentschap gestuurd en een tweede exemplaar blijft in het bezit van de jachtrechthouder of van de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE.
Wie het formulier elektronisch invult en verzendt, krijgt automatisch een ontvangstmelding.
Het model van het papieren en het elektronische meldingsformulier wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.
Art. 35. Voor de controle van en het onderzoek naar het afschot wordt van elk specimen de linkeronderkaak bewaard en ter beschikking gesteld van het agentschap of het instituut tot twee maanden na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot is vervuld. De onderkaak wordt daarbij onmiddellijk na het afschot gemerkt met het daarvoor bestemde label dat het agentschap heeft uitgereikt.
Afdeling 3. – Bijzondere <jacht> op waterwild
Art. 36. De bijzondere <jacht> op waterwild mag worden uitgeoefend met vuurwapens en roofvogels.
Bij de bijzondere <jacht> op waterwild mag gebruikgemaakt worden van de volgende hulpmiddelen :
1° dode lokdieren van dezelfde soort als degene waarop de bijzondere <jacht> toegestaan is;
2° kunstmatige lokdieren;
3° akoestische lokmiddelen
.
Art. 37. De bijzondere <jacht> op kieviten kan alleen worden uitgeoefend binnen de grenzen van de volgende locaties :
1° het vliegveld van Antwerpen-Deurne;
2° het vliegveld van Brussel-Nationaal;
3° het vliegveld van Oostende;
4° het vliegveld van Wevelgem;
5° het vliegveld van Melsbroek;
6° het vliegveld van Goetsenhoven;
7° het vliegveld van Koksijde;
8° het vliegveld van Peer – Kleine-Brogel;
9° het militair schietterrein van Helchteren.
Art. 38. Buiten de periode tussen de officiële zonsopgang en de officiële zonsondergang mag de bijzondere <jacht> op waterwild worden uitgeoefend vanaf een uur vóór de officiële zonsopgang tot een uur na de officiële zonsondergang.
In de gebieden die zijn aangewezen op grond van de internationale verdragen, vermeld in artikel 36 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, en op grond van de internationale akten die krachtens de voormelde verdragen tot stand zijn gekomen, kan de bijzondere <jacht> alleen worden uitgeoefend vanaf de officiële zonsopgang tot de officiële zonsondergang.
Afdeling 4. – Bijzondere <jacht> op overig wild
Art. 39. § 1. De bijzondere <jacht> op overig wild ( konijn, houtduif, vos, verwilderde kat) mag worden uitgeoefend met de volgende middelen :
1° vuurwapens;
2° roofvogels;
3° fretten;
4° vangkooien of buidels. Dit middel is alleen toegestaan voor de bijzondere <jacht> op konijnen;
5° kastvallen waarvan de bovenkant bestaat uit ondoorzichtig materiaal;
6° kooivallen waarvan de bovenkant bestaat uit ondoorzichtig materiaal.
De kastvallen of kooivallen voor overig wild, vermeld in het eerste lid, mogen een maximumvolume hebben van 1000 dm®.
§ 2. Bij de bijzondere <jacht> op overig wild mag gebruikgemaakt worden van de volgende hulpmiddelen :
1° dode lokdieren van dezelfde soort als degene waarop de bijzondere <jacht> toegestaan is;
2° kunstmatige lokdieren;
3° akoestische lokmiddelen;
4° duivencarrousels.

Art. 40. De bijzondere <jacht> op vossen mag niet worden uitgeoefend binnen een straal van vijftig meter rond een vossen- of dassenburcht.”.
Art. 7. Dit besluit treedt in werking op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 mei 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
G. BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGE

[templatera id=”1757″][templatera id=”1796″]

Reageer op dit bericht: